Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [38]Doch laat den stam [met] zijn wortelen in de aarde, en met een ijzeren en koperen band in het tedere gras des velds; en laat [39]hem in de dauw des hemels nat gemaakt worden, en zijn deel zij met het gedierte [40]in het kruid der aarde. 38. Alhoewel God de Heere dezen koning zeer zwaarlijk gestraft heeft vanwege zijne hovaardij, zo doet Hij hem nog die genade, dat Hij hem niet ten enenmale uitroeit, maar laat den stronk of stam nog blijven, om weder op te wassen en tot zijn vorigen staat te komen. 39. Te weten dien, die door den boom beduid wordt. 40. Dat is, van, gelijk Lev.22:4.